Waar blijft de tijd?

Er was eens een nieuwsgierig klein meisje genaamd Elsje en haar trouwe hond, Hada. Op een zonnige middag, terwijl ze door het bos wandelden, begon Elsje na te denken. “Weet jij waar de tijd blijft?” vroeg ze plotseling. “Gisteren leek zo ver weg, en vandaag vliegt voorbij!” Hada keek haar met haar grote, nieuwsgierige ogen aan, alsof zij het antwoord wist, maar niets zei.

Elsje besloot dat ze het antwoord moest vinden. Samen met Hada begon ze aan een reis door het dorp om het aan iedereen te vragen.

Eerst kwamen ze bij de klokkenmaker, die diep gebogen zat over een klok. “Meneer, weet u waar de tijd blijft?” vroeg Elsje. De klokkenmaker glimlachte en zei: “De tijd tikt in de wijzers van de klok, van seconde naar seconde. Maar als je alleen op de klok let, zie je hem nooit echt. Je moet de tijd voelen in de momenten om je heen.” Elsje keek naar Hada, die naar een vogel keek die net in de lucht vloog. Misschien had de klokkenmaker gelijk.

Vervolgens bezochten ze de filosoof, die op een heuvel zat en naar de wolken keek. “Waar blijft de tijd?” vroeg Elsje opnieuw. De filosoof zuchtte diep. “De tijd is als de wind. Je kunt hem niet vasthouden, je kunt hem niet zien, maar je voelt hem om je heen. Hij komt, en hij gaat, en soms begrijp je pas hoe kostbaar hij was, als hij al verdwenen is.”

Elsje knikte bedachtzaam, maar ze wilde meer antwoorden. Ze gingen verder naar de tovenaar. In zijn oude toren speelde de tovenaar met zand dat door zijn vingers gleed. “Meneer, weet u waar de tijd blijft?” vroeg Elsje hoopvol. De tovenaar lachte zachtjes. “De tijd is als zand in een zandloper. Het stroomt naar beneden, en je kunt het niet stoppen. Maar, als je het op de juiste manier gebruikt, kan elk korreltje magisch zijn.”

Elsje begon het idee te krijgen dat iedereen iets anders over de tijd te zeggen had. Misschien wist haar moeder het antwoord. Thuis vroeg ze: “Mama, waar blijft de tijd?” Haar moeder legde haar handen op Elsjes schouders en zei: “Tijd blijft in onze herinneringen, in de knuffels die we delen en de verhalen die we vertellen. Elke dag die voorbijgaat, blijft in je hart.”

Ze begreep het al iets beter, maar wilde het ook aan de boer vragen. Op de boerderij vroeg ze: “Boer, waar blijft de tijd?” De boer lachte. “De tijd gaat op in de seizoenen. In de lente zaaien we, in de zomer oogsten we, en in de winter rusten we. Tijd zit in de aarde, in het groeien van planten, en in het leven dat we leiden.”

Op hun weg terug door het bos kwamen ze een oude heks tegen, die kruiden plukte. “Waar blijft de tijd?” vroeg Elsje dapper. De heks glimlachte met een twinkeling in haar ogen. “Tijd is iets wat de mensen te veel proberen te beheersen. Ze denken dat ze hem kunnen vasthouden, maar tijd laat zich niet temmen. Hij zit in de geheimen van de natuur, en soms moet je hem gewoon laten gaan.”

Als laatste ontmoetten ze de journalist, die op een bankje zat te schrijven. “Weet u waar de tijd blijft?” vroeg Elsje. De journalist tikte met zijn pen op het papier. “De tijd verdwijnt in de verhalen die we schrijven. Elke gebeurtenis, elke dag die voorbijgaat, wordt een verhaal. En zolang die verhalen worden verteld, blijft de tijd altijd bij ons.”

Elsje en Hada gingen naar huis. “Misschien,” zei ze tegen Hada, “kan niemand precies zeggen waar de tijd blijft. Maar één ding weet ik nu zeker: de tijd zit in alles wat we doen. Hij blijft in de momenten die we samen beleven.” Hada blafte vrolijk, alsof zij het de hele tijd al wist.

En zo eindigde hun zoektocht, niet met een enkel antwoord, maar met een hart vol verhalen en momenten die ze nooit meer zou vergeten.