Trouw aan mezelf

We beloofden het elkaar, daar op die dag. Geen traditionele geloften, geen plechtig uitgesproken “tot de dood ons scheidt”. We beloofden iets anders. Trouw aan onszelf. Niet uit gemakzucht, maar uit noodzaak. Omdat we wisten dat trouw aan de ander onmogelijk is, als je jezelf onderweg verliest.

Dat klinkt mooi. Verlicht bijna. Maar de praktijk is veel weerbarstiger dan de belofte.

Want wat als je bent opgegroeid in een familiesysteem waarin je leerde dat verbinding voorwaardelijk is? Dat liefde pas veilig is wanneer jij jezelf aanpast? Waarin je al jong een onderhandelaar werd — iemand die zichzelf opoffert voor vrede, nabijheid of erkenning? Dan wordt trouw aan jezelf niet alleen een keuze, maar ook een daad van verzet. En soms voelt het zelfs als verraad.

Mijn man is op vakantie. Met zijn kinderen. Zonder mij. We bespraken het samen, eerlijk. Hij volgt zijn pad, ik het mijne. We zijn niet uit elkaar, we zijn op onszelf. En ik weet: dit is trouw aan wie we zijn. En toch. Als ik mensen hoor over hun vakanties met z’n tweeën, over samen verdwalen in onbekende oorden, steekt er iets. Niet omdat ik daar werkelijk wil zijn. Maar omdat het beeld schuurt met het idee van wat ‘hoort’. Want wie blijft er nou achter op een boerderij, terwijl de ander op avontuur gaat?

Ik.

En dat is geen offer, dit keer. Dit is mijn keus.

Hier op ons erf, tussen het geluid van de vogels en de geur van gras en dennenbos, probeer ik mezelf te volgen. Maar zelfs dat is een labyrint. Er zijn stemmen in mij. Een die wil lezen in de zon. Een die verlangt naar iets doen-met-mijn-handen. Een plichtsgetrouwe die naar de kale huiskamerdeur kijkt. En een andere die vraagt: Maar als ik zóveel wil en de tijd zo snel gaat, wie van al die stemmen ben ik dan?

Soms denk ik: mijn flow volgen betekent dat ik niet kies. Dat ik meebeweeg met wat zich aandient. Maar zelfs dát vraagt innerlijke helderheid. Want wie spreekt daar eigenlijk? De vrije ziel? Of toch de oude angst die fluistert dat ik het anders ‘verkeerd’ doe?

Verlatingsangst is geen zacht stemmetje. Het is een megaphone. Het is een onderhandelingstafel in mijn hoofd. Een eindeloze vergadering van subpersoonlijkheden die allemaal het beste met me voor hebben, en ondertussen ieder een andere richting uit wijzen.

Toch probeer ik dit: niet luisteren naar de angst, maar ook niet doen alsof hij er niet is. Hem zien, als een kind dat zich vastklampt. Ik zie je. Maar ik ben nu de volwassene. Ik blijf bij mezelf.

Trouw aan mezelf is niet een staat van zijn. Het is een oefening. Dag na dag. En soms, als ik in de zon zit en mijn boek niet lees, als ik de deur niet schilder en ook geen onkruid wied, maar gewoon even ben, zonder invulling, dan denk ik: misschien is dit het wel. Niet weten wie ik bent, en toch blijven. Niet meegaan met de vluchtige verlangens of oude reflexen. Maar hier zijn, op deze plek. In dit lichaam. In dit moment.

Misschien is dat het hoogste soort trouw dat er bestaat.