De prijs van oud ijzer

We hadden de aanhanger volgeladen met oud ijzer.
Restanten van het verbouwen en van ons leven dat zich langzaam herschikt in de nieuwe omgeving.

De man van het ijzer kende ons al. Twee keer eerder waren we geweest.
Hij had toen goed betaald, beter dan we verwacht hadden, en dat voelde als een welkom.
Alsof we erbij hoorden, hier, tussen de weilanden en de mensen die met weinig woorden je laten merken dat het wel goed zit.

Vandaag zat hij tussen stapels metaal, koperen kabels over zijn schoot.
Met een apparaat haalde hij het plastic eraf — een klus die eruitzag als strafwerk.

‘Zijn jullie nog steeds niet klaar met verbouwen?’ riep hij, toen hij ons zag.
We lachten. ‘Nee, nog lang niet.’

We laadden het ijzer over. Er zat ook een apparaat tussen dat hij niet kende.
‘Wat is dat?’ vroeg hij.
‘Een mallenmaker,’ zei mijn man.
‘Waar is dat voor?’
‘Voor een optiekzaak.’
‘O,’ zei hij, en zijn blik veranderde. ‘Ben je opticien?’
‘Ja.’

Er viel iets tussen ons in. Geen woorden, maar een verschuiving.

Hij liep naar binnen om geld te halen.
Toen hij terugkwam, had hij een stapeltje briefjes in zijn hand.
We zagen twee twintigjes en één vijfje.
Maar halverwege bedacht hij zich.
Hij stak ons vijfentwintig toe.

We namen het aan.

We reden zwijgend weg.
Alsof we niet alleen oud ijzer hadden ingeleverd, maar ook vertrouwen.

Thuis zetten we de aanhangwagen weg, wasten onze handen en namen wat te drinken.
We spraken er over, maar het gevoel bleef hangen, als een geur die niet verdwijnt.

Het was niet het geld dat stak.
Het was het idee dat hij dacht te weten wie wij waren.

’s Avonds, toen het donker werd, dacht ik aan hem tussen zijn kabels,
en zag onszelf in ons verbouwingsproject.
Mensen die allemaal proberen er iets van te maken,
maar elkaar zijn kwijtgeraakt.

De prijs van oud ijzer, dacht ik.
Soms is die hoger dan je zou denken.